Blogs

Populariteit, persiflage en portretrecht; Verstappen kent het allemaal

Leestijd: 4 minuten

Het afgelopen jaar heeft iedereen met een oranje shirt of Red Bull-petje het land wat kleurrijker gemaakt. Max Verstappen won eindelijk de bloedstollende race tegen Lewis Hamilton waardoor de Formule 1 sindsdien in het hart van elke Nederlander zit. Het is niet meer dan logisch dat bedrijven inspelen op de populariteit van zowel de Formule 1 als Max Verstappen bij het verkopen van eigen producten. Maar hoe ver mag men gaan?

Het portretrecht: een korte introductie

Het portretrecht is sinds de komst van moderne technologieën een stuk belangrijker geworden. De hoeveelheden portretten die het internet overvliegen is gigantisch en er lijkt geen houden aan. Artikel 21 van de Auteurswet (hierna: Aw) beschrijft hoe het portretrecht in Nederland is geregeld.

“Is een portret vervaardigd zonder daartoe strekkende opdracht, den maker door of vanwege den geportretteerde, of te diens behoeve, gegeven, dan is openbaarmaking daarvan door dengene, wien het auteursrecht daarop toekomt, niet geoorloofd, voor zoover een redelijk belang van den geportretteerde of, na zijn overlijden, van een zijner nabestaanden zich tegen de openbaarmaking verzet.”

Het oude Nederlands en de moeilijke bewoordingen maken de regeling vrij onbegrijpelijk voor niet-juristen. Kort gezegd zegt het artikel dat je het portret van iemand niet zomaar mag delen. Op het portretrecht rust namelijk auteursrecht. Voor meer informatie over het portretrecht, klik hier. Over de interpretatie van het portretrecht zijn al vele zaken geweest. Een voorbeeld is het arrest van 14 juni 2013 van de Hoge Raad waarin het commerciële karakter van het portretrecht nader wordt uitgelegd en waarin de belangenafweging tussen enerzijds het belang van de geportretteerde en anderzijds dat van de vermeende inbreukmaker een duidelijk meetpunt krijgt.1 Deze zaak is van belang omdat personen met een verzilverbare populariteit hun bekendheid op hun eigen manier mogen en moeten kunnen exploiteren.

Aan de andere kant geldt ook dat personen met een verzilverbare populariteit meer te dulden hebben ten opzichte van niet bekende personen (met het oog op privacy).2 Hiermee wordt bedoeld dat bekende personen tot op een bepaalde hoogte kunnen verwachten dat er foto’s en video’s van ze worden gedeeld. Voor de belangenafweging is in de hiervoor genoemde zaak door de Hoge Raad een mooie middenweg bedacht voor wat betreft commerciële belangen. Als er een redelijke vergoeding wordt betaald aan de geportretteerde, lijkt een publicatie van een portret door een ander de exploitatie van zijn/haar bekendheid niet in de weg te zitten, mits het portret niet op andere gronden een onrechtmatige publicatie blijkt.3 

Max Verstappen en Picnic

Misschien kent u het reclamespotje van de Jumbo nog wel waarin Max Verstappen in een Formule-1-wagen de boodschappen bij iemand thuis bezorgt. Kort hierna heeft Picnic, een online boodschappendienst, een parodie gemaakt van de Jumbo-reclame. In het spotje van Picnic is te zien hoe een lookalike van Max Verstappen langs een Jumbo-busje loopt en instapt in een Picnic-busje. Het team van Verstappen is tegen deze reclame opgekomen en heeft een beroep gedaan op zijn portretrecht aldus artikel 21 Aw.

De vraag die lastig te beantwoorden bleek, is of er überhaupt sprake is van een portret en zo ja, hoe de belangenafweging dan zal moeten uitvallen. De rechtbank oordeelde in eerste instantie dat er wel sprake was van een inbreuk op het portretrecht, het hof oordeelde weer van niet en de Hoge Raad, als nationale instantie met de meeste zeggenschap, zei weer van wel.4

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak het begrip ‘portret’ verder uitgebreid waardoor een opzettelijke lookalike nu onder artikel 21 Aw valt.5 Het is goed om hierbij te onthouden dat de kwalificatie van een foto als portret losstaat van de vraag of het portret rechtmatig gepubliceerd is. Aan de laatste vraag komt de Hoge Raad niet toe, terwijl dat juist zo’n belangrijk punt is in deze zaak. De Hoge Raad zegt hieromtrent alleen: “Het karakter van de afbeelding, bijvoorbeeld een parodie, is niet van belang voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een portret. Dat karakter kan wel een rol spelen in de door artikel 21 Aw voorgeschreven belangenafweging en kan meebrengen dat niet kan worden gezegd dat een redelijk belang van de geportretteerde in de zin van deze bepaling zich tegen openbaarmaking van het portret verzet.”6

Wellicht kan het hof waarnaar de zaak is toe verwezen de punten van de A-G in gedachten nemen.7 De A-G, T. Hartlief, neigt ernaar de persiflage in dit geval toe te laten. Hij betoogt dat de persiflage in combinatie met het portretrecht niet voor ontoelaatbare verwarring zorgt omdat dat niet de aard is van een parodie.

De persiflage zelf zou onrechtmatig kunnen zijn indien er wordt geprofiteerd van Max zijn verzilverbare populariteit ten behoeve van een commercieel doel. Hartlief betoogt echter dat hier ook niet snel sprake van zal zijn nu profiteren in beginsel niet verboden is. Daarnaast verwijst hij naar een stuk van Geerts waarin wordt uitgelegd welke rol humor speelt in het recht en benoemt hij dat humor op een speciale wijze beschermd is in het Nederlandse recht.8

We zullen zien wat er uit het Haagse oordeel volgt, maar ik verwacht vanwege het bovenstaande dat de reclame van Picnic wordt toegestaan en dat het commerciële belang dat Verstappen aan het portretrecht kan hechten niet wordt beschadigd. Er moet namelijk ook bewezen worden of Verstappen werkelijk schade heeft geleden en zo ja, hoeveel. Jumbo heeft, ook na het zien van het spotje van Picnic, het contract met Verstappen verlengd. Jumbo heeft geen bezwaren geuit tijdens het juridisch proces, en de parodie heeft dus ook de financiële belangen van Verstappen niet in de weg gezeten. Eén ding is zeker, deze zaak krijgt nog een staartje.

Tot slot

Heeft u vragen over het portretrecht? Voor gratis advies kunt u altijd contact met ons opnemen via het vragenformulier op de website.

  1. HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA2788, IER 2013/60, m.nt. P. Geerts. (Cruijff/Tirion).
  2. EHRM 07 februari 2012, ECLI:NL:XX:2012:BW0604 (Caroline von Hannover/Duitsland II).
  3. HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA2788, IER 2013/60, m.nt. P. Geerts. (Cruijff/Tirion), r.o. 3.6.3.
  4. Rb. Amsterdam, tussenvonnis van 6 september 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:6395 en eindvonnis van 25 april 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:2648 en Hof Amsterdam 2 juni 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1410 (Picnic/Verstappen) en HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:621 (Verstappen/Picnic). Dat laat zien dat het vraagstuk best een lastige is.
  5. HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:621, AA20220692, m.nt. D.J.G. Visser (Verstappen/Picnic), p. 695.
  6. HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:621 (Verstappen/Picnic), r.o. 3.2.3.
  7. Conclusie A-G Hartlief 8 oktober 2021, ECLI:NL: PHR:2021:953.
  8. Conclusie A-G Hartlief 8 oktober 2021, ECLI:NL: PHR:2021:953, randnummers 3.27-3.29 en 3.39.
Reacties uitgeschakeld voor Populariteit, persiflage en portretrecht; Verstappen kent het allemaal